De twee bezoekers aan de tafel van een van de inloopplekken in de stad reageren positief, lijkt het. We wisselen namen uit. ‘Eerste keer hier’ vraagt een van de twee. ‘Ja, klopt’ zeg ik, om er meteen bij te zeggen; ‘Ik ben de nieuwe straatpastor’. ‘Pastor? You mean, from church?’ vraagt een van de twee en kijkt me licht geschrokken aan. Ik knik bevestigend, maar ik zie dat het hem onrustig maakt. Die waarneming klopt want hij blijft nog wel heel even zitten, maar pakt dan zijn eten op, groet me vriendelijk en gaat aan een andere tafel zitten. Dat kan dus gewoon.
De ander blijft zitten en begint een intens gesprek. Over het land waar hij opgroeide, zijn eenzaamheid hier, zijn grootste probleem op dit moment – geen peuken én niemand die er eentje aan hem wil geven – het verlies van zijn geloof en nog veel meer. Ik ben onder de indruk. Van zijn verhaal én van het vertrouwen dat hij geeft door het te delen met mij, die hij nog meer net kent. De tijd vliegt. We ronden af. ‘Thank you! Maybe see you tomorrow’ zegt hij terwijl hij een stevig hand geeft. ‘Maybe next week’ zeg ik (want ik werk twee middagen in de week). ‘Ok, maybe next week’ zegt hij.